Nachtwake

Ik voel mijn ziel een klein gehucht
Van nachtelijke landen...:
In 't simpel huizeke van mijn hart
Staat nog een lamp te branden.

Ik toeve bij heur koopren schijn
Zo tussen waak en dromen,
Lijk jonge vrouw heur liefste wacht,
Die laat naar huis moet komen.

Nochtans, 'k en wacht geen lieveling,
'k En wete geen beminde,
Die, langs dit land van duisternis,
Naar mij de weg zou vinden.

'k Wou, dat een moede zwerver kwam,
Die dankbaar naar me lachte
En 't huizeke van mijn herte nam,
Om veilig te vernachten.

De alkove staat voor hem bereid,
De wassen keers ontstoken,
Ik heb mijn sober avond-brood
Voor hem in twee gebroken.

En trage komt door mijn gedacht
Een schoon gebed gerezen.
Daar is maar éne rust op aard:
Voor iemand goed te wezen.

Maar alles blijft op 't ver gehucht
Zo stil gelijk te voren...;
Ik weet in 't huis van menig hert
Brandt vaak de lamp verloren.

Rate this poem: 

Reviews

No reviews yet.